‘Juf, ik had een gesprek net in de pauze over het niets. Hoe ineens iets uit niet kon zijn ontstaan. Dat is echt raar.’ Ze had waarschijnlijk met een meisje gesproken uit een van de klassen die ik daarvoor al had gezien, want ik had het die dag met vier klassen over het Niets. In een verhaal dat ik voorlas, van Toon Tellegen, komen de eekhoorn en de mier een muur tegen, en daarachter bevindt zich niets. Niets. Het niets. Een letterlijk fantastisch verhaal, maar wel degelijk relevant, want: wat was er nou eigenlijk vóór de Oerknal? Niets? En wat is er aan het einde van het universum? Niets? Stel je dat maar eens voor. In de les zegt Tiffany: ‘Je kunt van alles geloven: Adam en Eva, of de Big Bang. En het is allemaal waar. En juf, het lijkt net alsof we in een glazen bol zitten met alle ideeën en iemand eroverheen zit te aaien zodat het beweegt.’ Ik vermoed dat ze misschien god bedoelt, dus vraag nietsvermoedend: ‘Wie is diegene die zit te aaien?’ En Tiffany zegt: ‘U!’
top of page
SABINE WASSENBERG
bottom of page
Comments