In de film Encanto wordt het personage Isabel neergezet als de zus die altijd alles perfect doet. In hun familie heeft iedereen een gave en haar gave is dat ze bloemen kan creëren. Ze maakt alleen mooie bloemen, perfecte bloemen zoals rozen en orchideeën. Wat blijkt, het is doodvermoeiend om steeds die beknelling van de perfecte schoonheid te hanteren. Ze wil ook wel eens een cactus of wildere, minder perfecte bloemen maken. Als ze eindelijk eens een boze, grilligere emotie toelaat en per ongeluk een cactus tovert, zingt ze:
Hé, kijk eens wat ik net gemaakt heb: Niet heel mooi, fijn of teer. Een plant die prikt en niet perfect is, Maar hij is prachtig en van mij! Wat kan ik nog meer?
Sommige mensen noemen zichzelf met enige trots een perfectionist. Dit klinkt dan wel mooi, als een soort compliment naar henzelf, want hé, perfectie is toch goed? Beter dan goed zelfs. Perfect namelijk. Maar vaak zit hier een addertje onder het gras.
Misschien zou Steve Jobs zichzelf ook een perfectionist noemen, geen idee. Maar stel je voor dat hij dat deed, dan denk je: nou, daar ben je dan toch mooi miljonair mee geworden. Plus je hebt mooie computers gebouwd. Perfect werk brengt je aan de top en dat is lekker ambitieus en geweldig. Maar er zit bij 99% van de perfectionisten dus een addertje onder het gras. (Dit is even natte vingerwerk, maar ik ben dan ook geen perfectionist.)
Laten we eens inzoomen op dat addertje onder het gras. Wat blijkt is dat de mensen die zichzelf perfectionist noemen, vaak lijden aan de overtuiging dat ze moeten presteren. Het is werkelijk lijden, want het is niet een gezonde, creatieve bron ter ontplooiing van allerlei talent. Nee, het is een van de vreselijke negatieve cognities die iemand met zich mee kan dragen en die alle bezigheden met stress besmet.
'Ik moet presteren.' 'Het moet perfect.' 'Als het niet goed is, ben ik waardeloos.'
Het maakt dat je je continu moet bewijzen. Aan jezelf, aan de relevante anderen. En op iedere prestatie kun je even teren, maar eventjes daarna is de bokaal in de vitrinekast onzichtbaar geworden en begint de wedstrijd weer van voren af aan. Weer een nieuwe dag om je te bewijzen. Bewijzen dat je goed genoeg bent. En alleen als je presteert en als je perfect werk aflevert, ben je goed genoeg. Alleen dan ben je überhaupt waardevol en mag je er zijn. Wie denk je wel niet dat je bent, als je slechts middelmatig werk aflevert? Gewoon een voldoende is niet goed genoeg.
Voor deze mensen klinkt het gruwelijk in de oren, als iemand zonder enige ervaring zichzelf neerzet als iemand met een mening. Of iemand die zichzelf in de spotlights werpt door zich een eind de rondte in te bluffen. Ik zelf heb daar een handje van. Ik ben totaal niet perfectionistisch en kan prima middelmatig werk afleveren. Ik vind het zelf goed of leuk, en daardoor is het voor mij okay. Mijn eigenwaarde hoeft niet door een ringetje.
Dat is leuk voor mij, maar de sommige door perfectionisme geteisterde mensen vinden dat walgelijk. Andere perfectionisten storen zich niet aan iemand als ik, maar hebben dan ook voor anderen een totaal ander beoordelingskader. Anderen mogen wel aanklooien, maar alleen zijzelf niet.
Voor de mensen die gebukt gaan onder het idee dat alles perfect moet, dat er ‘gepresteerd moet worden of anders...’ wordt het tijd om eens na te gaan of het wel waar is. Waarom moet je presteren? Waarom moet het perfect. Waar haal jij je eigenwaarde eigenlijk vandaan?
Ik moet bewijzen dat ik iemand ben. Dat ik iets knaps kan. Deze valkuil blijkt vooral voor talentvolle mensen diep. Diegenen die tijdens hun opvoeding veel applaus kregen.
Schouderklopjes. Het was goedkeuring, maar -blijkt achteraf- heel verwarrend voor een kind. Het kind en hoogstwaarschijnlijk de ouder ook, begon goedkeuring te verwarren met de liefde. Alleen bij prestaties verscheen die glimlach op het gezicht van papa. Dus daarom werden alle zeilen bijgezet om die glimlach weer te zien. Om die knuffel weer te mogen ontvangen. De aandacht te verdienen. Alleen als de tekening mooi gevonden werd, was er blijdschap. Dus op naar de volgende mooie tekening. Tekenen voor papa’s aandacht, niet omdat je het zelf heel
erg leuk vindt. 'Kijk eens papa. Kijk eens wat mooi?’ Het sluipt erin. In onze prestatiemaatschappij heel begrijpelijk, want ouders vinden het natuurlijk geruststellend als blijkt dat hun kind dingen kan. En goed kan. Dit verschaft veiligheid en op deze manier is hun eigen missie volbracht. Als het schaapje maar op het maatschappelijke droge komt, dan zijn wij tenminste goede ouders.
Maar het kind wordt ouder en ouder en heeft dus liefde met goedkeurende aandacht verward. En het snakt naar meer. Naar een herhaling van deze goedkeuring. Niet meer letterlijk direct van de ouders, maar toch van een geïnternaliseerd stemmetje, of gezien door het denkbeeldige oog van de maatschappij. Aan de likes op Insta of de goede boekrecensies. Het gevoel 'er te mogen' zijn wordt afgemeten aan de nulletjes op de bankrekening. Of aan alles wat je daar weer mee kunt kopen.
Zelfs de gematerialiseerde veiligheid is een poging om de goedkeurende blik weer te voelen, die in de jeugd nog het meest leek op liefde. Het lastige van deze prestatiedruk is juist dat het soms zo nodig moet, er hangt zoveel bestaansrecht vanaf, dat het gewicht ervan te zwaar wordt. En dan ontstaat die writer's block bij die begaafde jongen, wiens moeder al sinds zijn jonge jaren roept dat hij een roman moet schrijven. Dan stopt de promovendus met het werk, volledig burn-out, omdat ze het eigenlijk onbewust allemaal voor haar vader deed. Er wordt dag en nacht besteed aan een taak waar andere mensen een gezonde, verfrissende pauze inlassen. Of er wordt maar niet begonnen met het werk dat af moet voor de deadline, want eigenlijk heb je helemaal geen zin om te presteren voor een ander. Vaak begin je dan pas op het laatste moment of nog later, of helemaal niet, met alle schaamte en schuldgevoelens van dien.
Het moet goed, het mag niet falen, dus de lat gaat hoger en hoger. Het moet groots en meeslepend. Het moet op topniveau, het moet perfect. Er wordt niet meer luchtig of speels in het creatieve proces gedoken. Je kunt niet zomaar beginnen met schrijven en kijken waar het schip strandt; er moet meteen een bestseller uit rollen. De verwachtingen van je project worden onrealistisch hoog. Prestatiedruk gaat hand in hand met de angst om te falen en het bijkomstige 'perfectionisme' wordt een keurslijf dat je verstikt.
De vraag rijst of je ouders niet ook gewoon van je gehouden hadden, als je niet had gepresteerd? Als je iets verkeerd deed, als je saai was, als je niks kon? We zullen het nooit weten. Misschien niet, misschien wel. Misschien waren ze alleen maar zo gericht op jouw prestaties omdat ze dachten dat dat ze jou dan de beste opvoeding gaven. Het lijkt achteraf allemaal op één groot misverstand en de vraag is of er iemand is die dit te verwijten valt. Maar gelukkig ben je erachter, eigenlijk is het heel simpel:
Je hoeft helemaal niet te presteren. Voor niemand. Alleen als jij zin hebt om een tekening te maken, ga je lekker tekenen. Als jij nieuwsgierig bent om iets te leren ga je een studie doen. Als jij iets wilt creëren dan doe je dat, vanuit de innerlijke wens om het te gaan doen. Voor niks of niemand anders. Als je wat wilt aanrommelen of uitproberen, mag dat! Laten we luisteren naar Isabel:
Hoe zou het zijn wanneer ik fijn kon laten groeien wat ik voelde? Hoe zou het zijn als ik de lijn dat iets perfect moet zijn loslaat? En wat laat ik ontstaan Als ik mijn gang mag gaan?
Comments