‘Ik mag niet kwetsbaar zijn’
Waar de robot zichzelf geen emoties toestaat omdat niemand wil lastig vallen met haar emoties, als ze ze überhaupt al zou voelen, en daarmee een superflexibele zachtaardigheid tentoonspreidt, zie ik een verharding van deze rol juist ook voorkomen, sorry voor het seksisme, voornamelijk bij mannen. Ik noem hem hierbij: de soldaat.
Het idee dat een mens (of ‘man’) sterk moet zijn is er in sommige gezinnen in de vorige eeuw hard in gedrild. Tijdens een Opleiding Persoonlijk Leiderschap op Ibiza, waar ik een van de trainers was, bestond de groep uit allemaal mensen die vooral te weinig ruimte voor zichzelf innamen, maar er was één man en die wist juist niet hoe hij mínder ruimte moest innemen. Hoe hij moest luisteren en zichzelf af en toe op een tweede plan zetten. Zijn rol als gezellige sfeermaker, grappenmaker, joviale, gulle en succesvolle man die van aanpakken weet, heeft hij van jongs af aan gecultiveerd. En logisch ook, het zijn prachtige en sympathieke eigenschappen. Eronder lag helaas een motivatie die minder leuk is.
De man was zichzelf gaan zien als een soldaat die altijd doormarcheert. Die tegenslagen het hoofd biedt en trots strijdt. Hij identificeerde zich zelfs met het harnas en zijn wapens, die hij hiervoor ter hand nam. Op het directiekantoor van zijn bedrijf had hij een vitrine neergezet met oorlogssnuisterijen, kogels enzo, omdat hij het fenomeen oorlog zo fascinerend vond.
Hoe noemde zich een soldaat en kon nooit zijn harnas afleggen. Ook niet bij zijn vrouw, die meer en meer een dieper contact begon te missen en klaagde ‘dat hij haar niet zag’. Zijn wapens waren een grote bek, zijn eeuwige gelijk, zijn succes, zijn geregel van de leukste uitjes, zijn hobby's (de racebaan), en zijn humor. Zijn ratio. Zijn sterke mening. Allerlei sterke aanvalsmechanismen, maar geen kwetsbaarheid.
Op mijn vraag ‘wie ben je zonder je wapens?’ was het even stil. ‘Dan ben ik naakt.’
Een zelfde soort verharding zag ik bij een vrachtwagenchauffeur die ik probeerde te coachen om weer te reïntegreren. Hij geloofde totaal niet in therapie en stond nergens voor open. De man had zoveel pijn dat hij daar niet over wilde praten. Zelfs niet met zijn zoon, het enige lichtpuntje in zijn leven. Hij wilde zijn zoon het goede voorbeeld geven en zijn verdriet tonen hoorde daar niet bij. Zijn zoon zag vervolgens een man die geen emoties leek te hebben, en leerde hiervan precies niks. Vervolgens klaagde de vader erover dat zijn zoon zo gesloten was en nooit eens wilde zeggen hoe hij zich voelde. Helaas stond hij niet open voor het idee dat hij dit ‘goede voorbeeld’ wellicht zelf had gegeven.
‘Ik mag geen verdriet tonen’ zit er diep in. ‘Ik mag geen verdriet voelen’ gaat daarmee hand in hand. Omdat deze ideeën de weg blokkeren naar het voelen van eventueel verdriet, vervreemden we van dit gevoel. We doen net alsof het niet bestaat.
Een slimme student kwam in een serie therapeutische gesprekken precies op dit punt terecht. Ik beweerde dat hij zichzelf best zielig mocht vinden. Hij was erg verbaasd hierover. Hij kon toch niet… treuren om zichzélf? In zijn hoofd ging het ongeveer zo: ‘Ik kan wel verdriet voelen om anderen, als er iets ergs gebeurt. De wereld zit vol nare dingen, dus je bent niet gezond als je dit je nooit laat raken. Maar verdriet heb je dus om anderen. Als ik huil nadat het uit is met een vriendin, dan huil ik omdat ik háár mis. Het verdriet moet gaan om háár. Dan is het zuiver. Maar als het gaat om mij, dat ik me zo alleen voel, dat ik baal van mijn leven, dat ik mezelf zielig vind, dan ben ik toch een egocentrische zeikerd?’
Ik vond van niet. Echt verdriet gaat juist om dingen die jou raken. Dus het gaat om jou. Je kunt wel eens huilen om een film, maar dat is meestal geen verdriet, eerder ontroering. Als je verdriet hebt, dan rouw je om iets, dan vind je iets niet leuk voor jouzelf.
Jammerlijk, dat diegene weg is, want nu voel jij een groot gapend gat. Jammer dat iemand dood is, want jij hield van hem. Jammer dat mensen doodgaan, want jij vindt het zo jammer dat het leven eindig is.
Als iemand daarentegen iets ergs meemaakt, bijvoorbeeld een vrouw in de straat wordt mishandeld door haar man, dan huil je waarschijnlijk niet van verdriet. Dan ben je geschrokken of boos. Verdriet gaat om jezelf.
Maar je staat verdriet pas toe als je jezelf belangrijk genoeg vindt om over te treuren. En daar is lef voor nodig. De soldaat en de vrachtwagenchauffeur en de student hadden er moeite mee, zij durfden niet dit gevoel toe te laten. Soms zijn ze bang om overspoeld te raken. Bang, en dit heb ik letterlijk van meerdere mensen gehoord, dat als je de sluizen openzet, dat het dan nooit ophoudt. Dat het huilen dan niet meer stopt, als een waterval. Dus zetten ze de sluizen bij voorbaat maar op slot. Al is er nog nooit op aarde iemand geweest die niet meer kon stoppen met huilen.
Bij verdriet sta je jezelf toe om te voelen dat JIJ iets naar vindt. Het is altijd dus zielig voor jezelf. En als je dat egocentrisch vindt, zegt dat heel veel over je eigenwaarde. Hier wil ik tegenin brengen: Je mag verdriet hebben. Je mag jezelf zielig vinden. Je mag treuren. Ook, en zeker, om jezelf.
Ik heb zelf ook lange tijd gedacht dat het prima is om angst, verdriet en kwaadheid, niet te voelen. Ze zijn immers zo vervelend, naar en pijnlijk, dat ik prefereer ze niet te hebben. Als ik zo met de wereld omga dat ik geen verdriet voel, dan heb ik het ogenschijnlijk slim gespeeld in het leven. Doordat je jezelf niet zielig wilt vinden of bang bent voor het tranendal of bang bent voor gezichtsverlies naar anderen, en je geen emoties wilt voelen, dat ten koste gaat van de diepgang van je relaties. We moeten kwetsbaar durven zijn, want alleen als we ons pantser afzetten en ons laten raken, letterlijk, onszelf niet beschermen met het risico om gekwetst te worden, gaan we betekenisvolle relaties aan. We moeten ons durven laten zien, zonder masker of pantser om te kunnen spreken van een echte band, een oprechte connectie. Het is dus eigenlijk een teken van angst, dat de soldaat maar niet zijn pantser af wil doen. Hij durft het niet.
Comments